November 2023
Ik hoor het steeds vaker dat leerkrachten meer bewegen in de klas, dat er statafels zijn of dat er zelfs parcours worden uitgezet richting de toiletten.
Super, maar ja, dat laatste is niet voor alle scholen weggelegd. En dat bewegen in de klas is dikwijls niet structureel, want als je het niet elke dag plant in je rooster wordt het meestal vergeten of die ene keer dat je het wel doet is het chaos in de klas en krijg ze dan maar weer aan het werk daarna!
Vaak wordt er ook te moeilijk gedacht door leerkrachten. ‘Ik heb geen tijd om kaartjes te maken, printen en uit te knippen.’ Maar dat hoeft niet altijd. En weet dat als je het wel maakt, je het voor volgend jaar (of je collega) ook weer kunt gebruiken in de klas.
Ik zal je een aantal lesideeën geven om het bewegend leren direct na het lezen van dit artikel te kunnen inzetten met soms maar 5 minuten voorbereidingstijd.
Wil je eerst meer lezen over bewegend leren en waarom dit zo belangrijk is voor beelddenkers/leerlingen? Lees dat het artikel ‘Bewegend leren’ dat ik al in april 2018 schreef.
Algemene tips bij bewegend leren in de klas
- Accepteer dat het minder netjes is in hun schrift of op hun werkblad
- Ze hoeven niet alle opdrachten te maken. Geef ze een tijd en stop dan de activiteit. Ook al hebben ze niet alles gemaakt, ze zijn al veel actiever bezig geweest dan wanneer ze de opdrachten op papier hadden gemaakt.
- Bedenk altijd hoe ze het zelf of samen kunnen nakijken, scheelt je weer nakijken. Laat ze evt. opschrijven hoeveel fouten ze hadden (van het totaal aantal gemaakte opdrachten) en inleveren, zodat je wel een overzicht hebt.
- Uiteraard is de opdracht/les voor die dag klaar. Scheelt ook weer nakijkwerk, dat compenseert je voorbereidingstijd.
- Bedenk waar je de opdracht kunt doen. Vaak kun je het in de klas zelf inzetten, je kunt natuurlijk ook naar buiten met droog weer of in het speellokaal.
- Bewegend leren hoeft niet perse rennen of springen te zijn. Een spelletje spelen met een werkblad valt ook onder bewegend leren, maar vaak kun je het nog meer bewegend maken door het werkblad een eindje verderop te leggen ipv samen aan tafel te blijven zitten.
Taal- of spellingopdracht
Voorbereidingstijd: 5 minuten
Les: de les van je planning
Leg een aantal boeken open op een aantal tafels bij de juiste opdracht en plak een blaadje met het nummer dat ze moeten maken op de tafel.
De leerlingen gaan met hun schrift en pen langs de tafels en schrijven het antwoord in hun schrift. Ze hoeven niet op volgorde te lopen.
Daarna gaan ze het met 2-tallen nakijken/vergelijken. De fouten bespreken ze samen.
Wandeldictee
Voorbereidingstijd: 10 minuten + 5 minuten (maar geen nakijkwerk meer)
Les: de woorden van komend dictee of een bepaalde categorie
Kopieer/plak of schrijf de woorden van het dictee in een document en en geef ze een nummer.
1 woord per a4 (of als je zuiniger wilt zijn 2 per a4, maar dan moet je ze nog doormidden knippen/snijden).
Hang deze woorden van het dictee door de klas of buiten op het plein. Laat de leerlingen in hun schrift vast de nummers onder elkaar opschrijven, daarna gaan ze op zoek naar de woorden, onthouden deze en schrijven dit woord in hun schrift aan hun eigen tafel of een vaste plek op het plein.
Laat ze daarna met hun schrift langs de woorden lopen en controleren.
Sommen oefenen met ‘steen, papier, schaar’
Voorbereiding: 5 minuten
Les: Een kopie van de sommen uit het boek of een werkblad
Print een werkblad uit voor iedere leerling. Kijk in de webshop welke je wilt gaan oefenen. Of kopieer de opdracht uit het boek met rijtjes sommen. Schrijf dan boven het rijtje een 1 en 2 of een A en B, zodat de kinderen weten welk rijtje bij wie hoort.
De leerlingen gaan steen, papier, schaar doen. Degene die wint, maakt een som. Degene die alle sommen af heeft, heeft uiteindelijk gewonnen.
Wil je ze meer laten bewegen?
Schrijf op het bord 10 tot 15 sommen die ze uit hun hoofd zouden moeten kunnen maken. Leg het werkblad aan de andere kant van de klas. Degene die wint met steen, papier, schaar, loopt/rent/springt (spreek iets af) naar het werkblad en maakt 1 som van zijn eigen rijtje. De ander oefent het rijtje op het bord en probeert steeds sneller de antwoorden te geven.
Tafeljoggen in de klas
Voorbereidingstijd: –
Les: tafel van de week
Kies het filmpje van de tafel die je wilt oefenen met de klas.
Na het aftellen begin je met joggen en zeg je het antwoord van de tafelsom. Elke tafel begint eerst op volgorde en daarna door elkaar!
Lukt het om ze allemaal binnen de tijd te beantwoorden? Blijf oefenen tot het helemaal lukt! Succes en veel plezier.
Kijk voor tips om evt de snelheid aan te passen op de pagina.
Ren de tafel
Voorbereidingstijd: 10 minuten
Les: De opdracht uit het boek
Maak een kopie per groepje van de opdracht uit het boek. Maak een startpunt en een eindpunt van ca 10 meter ertussen. Leg bij het eindpunt het werkblad en een pen/potlood.
Estafette met 3 of 4 leerlingen. Ze rennen om en om naar de opdracht en maken 1 som per keer. Bepaal of ze de sommen op volgorde moeten maken of niet (differentiëren). Zodra alle sommen gemaakt zijn, steken alle leerlingen van het groepje de handen in de lucht. Wie is het eerst klaar?
Je kunt de werkbladen laten nakijken door een ander groepje.
Sommen oefenen
Voorbereidingstijd: 5 minuten
Les: sommen van het rekenboek
Zorg voor bakjes waar je de dobbelstenen in kunt doen, zodat de dobbelstenen niet door de klas vliegen.
Bepaal wat je wilt oefenen, dus welke dobbelstenen je in de bakjes doet.
Leg de bakjes door de ruimte naast een blad. Op het blad staat het eerste getal. Ze moeten dobbelen door met het bakje te schudden. Dat getal tellen ze op (of aftrekken, vermenigvuldigen of delen) bij het getal dat op het blad staat. Ze schrijven de som ook op met het antwoord erbij.
Bijv. 10 + …= Of 154 – … =
Zinsontleden speurtocht
Voorbereidingstijd: 10 minuten
Les: zinsontleden
Print het invulblad van de speurtocht ‘in de klas’ uit per leerlingen of per 2tal. Print ook de opdrachten uit, knip ze los en hang ze door de ruimte.
De leerlingen lopen met het invulblad door de ruimte en maken de opdracht. De volgorde maakt niet uit.
Woordsoorten oefenen met circuit in de klas
Voorbereidingstijd: 20-30 minuten
Les: woordbenoemen
Maak groepjes met 4 lln, elke spel leg je 2x neer. Je kunt in totaal 4 rondes doen, maar dan moet je wel een schema maken. Je kunt ook 3 rondes doen en ze zelf naar een ander spel laten lopen.
Spel 1: bedenk woordsoorten
Leg blaadjes door de ruimte en schrijf daar verschillende woordsoorten op, dus zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord. Welke jij wilt oefenen, wil je er maar 3 oefenen, leg er dan een paar dubbel door de ruimte. De leerlingen lopen door de ruimte met hun eigen pen en schrijven op het blad antwoorden. Steeds maar 1 per blad per keer, ze mogen wel meerdere malen langs hetzelfde blad lopen. Laat ze zoveel mogelijk verschillende opschrijven, staat het woord er al op, dan mag het niet nog een keer.
spel 2: Woordsoorten memory
Print de kaartjes van memory woordbenoemen uit en knip de kaartjes uit (of laat een leerling dat doen).
De leerlingen werken in tweetallen tegen elkaar met ieder hun eigen spel. Leg aan de ene kant de kaartjes met de woordsoort erop (2x), dus zelfstandig naamwoord, lidwoord enz. En een aantal meter verderop de kaartjes met de antwoorden (2x). Om en om draaien ze een kaartje om. Ze mogen niet roepen, maar lopen steeds naar elkaar toe om te overleggen en er 1 om te draaien. Is het goed, dan mogen ze de kaartjes op een stapel bij elkaar leggen. Wie heeft als eerste alle kaartjes bij elkaar gevonden?
Spel 3: woordsoorten domino
Print de ‘stenen’ van het woordsoorten domino uit en knip ze los.
Ze strijden 2 tegen 2.
Iedereen krijgt 5 stenen, de rest ligt op een stapel. Er is een startlijn en een tafel met 1 steen als beginpunt. 1 lid van team 1 rent naar de andere kant om te kijken en haalt dan een steen en rent weer terug om de steen aan te leggen. Kun je niet, dan pak je er een steen bij. Er mag steeds maar 1 van je team lopen met maximaal 1 steen. Dan is team 2 aan de beurt. Welk team is als eerste zijn stenen kwijt?
Spel 4: woordsoorten renspel
Kopieer een eigen tekst uit een leesboek of een opdracht uit het boek. Gebruik het werkblad van het SINT woordensoorten renspel, of maak zelf een werkblad met een tabel van de woordsoorten die je wilt oefenen. De leerlingen gaan op zoek naar zoveel mogelijk woordsoorten in de tekst en schrijven deze onder het goede woordsoort. Is de tijd om, dan leveren ze het werkblad in, zodat de andere groepjes het niet kunnen zien. Welk groepje heeft de meeste (goede) gevonden?
Circuits
Wil je vaker in circuitvorm werken, zorg dan dat je minimaal 4 tot 5 spellen hebt om in te zetten. Je kunt dit ook makkelijk met tafels of klokken inzetten. Kijk op in de webshop voor ideeën voor spellen.
–> Welk beweegspel ga jij morgen direct inzetten in je klas? Leuk als je het laat weten in de reactie.