Februari 2020
Een situatie met een jongen uit groep 4, ik noem hem Guus.
Ik begeleid Guus thuis en we ‘zitten’ aan tafel. Ik ben dus degene die zit en Guus staat/hangt/klimt/springt naast me. Het is duidelijk dat hij na een dag school beweging nodig heeft, maar ja, ik zal ook wel instructie moeten geven… Ik spreek af dat we elk kwartier een bewegingsspel gaan doen en tussendoor wil ik graag dat hij dan naast mij gaat staan. Hij hoeft niet te zitten, maar ik wil ook niet dat hij tussen de muur en de stoel gaat klimmen of zijn voeten boven knie-niveau komen. Dit gaat lukken. Het werkt. Tussendoor leggen we het alfabet, we springen sommen, we lopen woorden en hij gooit met de ballon zo hoog, dat hij tot de M kan opzeggen. De bal had ik deze keer maar even niet ingezet :-). De andere week begeleid ik Guus op school in de ochtend, dat werkt beter, dan is de concentratie nog niet ‘op’ en kan hij tussen het bewegen door op de stoel luisteren naar de instructie.
Vol hoofd
Waarom bewegen beelddenkers dan zo veel meer dan taaldenkers? De reden daarvoor is, is dat hun hoofd zo vol is. Beelddenkers hebben namelijk 32 beelden per seconde in gedachten. De taaldenker ‘maar’ 2,5 woord per seconde. Je kunt je dus voorstellen dat het hoofd erg vol is. Maar iedereen heeft wel eens een vol hoofd, want je kent het vast wel zo’n periode waarin je alles moet/wil doen in te weinig tijd, toch? En wat voel jij zelf als je een vol hoofd hebt? Je voelt je ‘kriegelig’, je lichaam voelt onrustig en het lukt niet om te ontspannen. Je lichaam moet ontladen door te bewegen. Dat dus… bij beelddenkers is dat erg vaak het geval. Het lichaam gaat als het ware vanzelf ontladen door te bewegen.
Bewegen dus
Het verhaal van de inleiding ging over Guus, maar zo heb ik dus de meeste kinderen bij mij aan tafel, want ja ik begeleid beelddenkers. Ik ben het gewend én ik heb er maar één tegelijk. In een klas is dat wat lastiger, maar je ziet steeds meer berichten in de media dat kinderen een sta-tafel hebben of een sta-plek kunnen maken met de kast of vensterbank. Ook wiebelkussens, elastiek tussen de tafelpoten, wiebelplanken, balansborden of banken zie je steeds meer in de klas. Leerlingen hoeven ook niet per se te zitten om geconcentreerd te kunnen werken, juist niet! Bij het vak methodisch schrijven is het goed om te letten op hun houding, maar laat het verder los is mijn advies.
In april 2018 schreef ik ook al over bewegend leren. Daar vertelde ik dat door bewegen er acute en structurele veranderingen plaats vinden in de hersenstructuur. Deze hebben een positief effect op de executieve cognitieve functies van een kind (zoals planning, besluitvorming en bijsturing van gedrag) en ook op diens aandacht en concentratie.
Wiebelen en Friemelen
Naast het feit dat beelddenkers snelle denkers zijn, kan het wiebelen ook nog andere oorzaken hebben. Kinderen kunnen over- of juist onderprikkeld zijn. Het is namelijk niet automatisch dat kinderen druk worden door overprikkeling! Vorig jaar heb ik de cursus van ‘Wiebelen en Friemelen’ gevolgd, heel interessant en verhelderd.
Zij onderscheiden 5 prikkeltypes:
- De Aap; onderprikkeld en actief. Is druk, spontaan, uitbundig, vraagt veel aandacht en gaat maar door.
- De Beer; onderprikkeld en passief. Is flexibel en sloom, stoort zich niet snel, mist informatie en is moeilijk te bereiken.
- De Kat; overprikkeld en actief. Is gestructureerd en besluitvaardig, met oog voor detail, snel gespannen en wil de controle hebben.
- De Haas; overprikkeld en passief. Is gevoelig, opmerkzaam, vindt rust prettig, nerveus, kan opeens overstuur raken.
- De Hond; neutraal.
Herken je jezelf of je kind/leerling hierin? Ondanks de 5 types kan je verschillende types zijn in verschillende situaties.
Ik ben bijvoorbeeld vaak de Kat, ik wil graag de controle hebben, ben ook wel snel gespannen. Stuur mij niet naar een grote supermarkt op zaterdagmiddag met 2 kinderen die daar geen zin in hebben…! Het wordt me dan snel teveel en ik heb dan echt behoefte aan rust. Maar afgelopen weken ben ik bezig geweest met het ontwerpen van mijn eigen werkboek en dan ben ik wel de Aap. Ik ben dan niet te stoppen, geef mij maar meer prikkels, dan ben ik echt aan het zoeken naar wat er nog beter en leuker kan.
De afgelopen jaren ben ik mij steeds meer bewust van mijn eigen gevoel/gedrag en weet ik wat ik hieraan kan doen. Ook bij mijn eigen dochters en leerlingen die ik begeleid zie ik steeds beter of ze onder- of overprikkeld zijn en help ik ze ontprikkelen.
Ik adviseer ouders en leerkrachten vaak om het boek te lezen. Het boek geeft informatie, maar ook heel veel handvatten om je kind te kunnen helpen. Er zijn twee varianten en sinds kort ook een werkboek. Je hebt het boek voor thuis en het boek voor in de klas. En daarnaast heb je ook nog hulpkaarten. Op deze kaarten staan oefeningen die je kan doen als je over- of onderprikkeld bent. Ik zet de hulpkaarten vaak in tijdens de begeleiding, zo leren de kinderen ook zelf hoe ze kunnen ontprikkelen. Volgende keer maar eens tevoorschijn halen bij Guus!
Wil je meer weten over Wiebelen & Friemelen? Er is veel informatie te vinden op hun website.
Bewegen én leren
Wanneer ik beweeg met de kinderen die ik begeleid, oefen ik ook direct. Ik oefen altijd met automatiseren, zo belangrijk! Zo heb ik diverse bewegingen die ik met verschillende doelen kan inzetten. Die doelen stem ik natuurlijk af op de instructie die ik geef of al heb gegeven.
In het artikel van april 2018 heb ik al 2 bewegingen beschreven: stuiteren met de bal en de kruisbeweging. Een bal heb ik altijd in mijn tas zitten, om te stuiteren of om over te gooien. Daarnaast speel ik ook vaak spelletjes, waarbij ik ook het doel vertel aan het kind. Zo kun je met de speelkaarten uit je kast heel goed het automatiseren van de sommen oefenen. Hoe dan? Dat lees je in de OefenBINGO.
BeweegBINGO voor beelddenkers
Denk je nu, ik wil ook meer oefenen met het automatiseren thuis, in de klas of in je praktijk? En wil je je kind of leerling meer motiveren om hiermee aan de slag te gaan? Dan heb ik een leuk kadootje voor je: de Beweegbingo. Om het alfabet, spelling, de sommen t/m 20 én de tafels te oefenen. Met heel veel verschillende bewegingsoefeningen, in 3 niveau’s (van groep 3 t/m groep 8) om jouw kind te motiveren. Nadat je de bingo hebt gedownload, krijg je ook nog een aantal mailtjes van mij met andere leuke tips en weetjes over beelddenken.
Heb jij ook nog een leuke oefening die je wilt delen?